Wat kan ik toch blij worden van blauwe stukjes lucht. Al zijn het maar kleine stukjes, die heel af en toe tussen de wolken door komen. In deze tijd van grijze luchten, storm en regen, zijn dat letterlijk de lichtpuntjes van mijn dag. Het staat voor mij ook symbool voor de zon achter de wolken. Je ziet hem niet, maar hij is er wel.
Er zijn nog steeds ongelofelijk veel misstanden om ons heen, er is lijden op grote schaal, mens, dier, natuur, alles moet buigen onder onze blijkbaar toch diepgewortelde wens te domineren, te gebruiken/misbruiken, en het onderste uit de kan te halen.
Het drijft me vaak tot wanhoop. Die niet aflatende stromen van aan de ene kant schaamteloos consumerende mensen en aan de andere kant lijdende mensen, dieren en natuur. Kan ik daar iets aan veranderen? Wordt het ooit nog beter? Gaat de liefde uiteindelijk echt nog overwinnen? Om me heen hoor ik veel mensen in een soort gelatenheid zeggen, dat het wel altijd zo zal blijven. En ook al realiseer ik me, dat dit goed bedoeld is, het voelt voor mij als een klap in mijn gezicht. Ik moet er iedere keer weer even van bijkomen. Het is verwarrend omdat ik ten diepste geloof dat het niet waar is. Ik voel diep van binnen, weet vanuit mijn kern, dat de liefde wel zal overwinnen. Dat het licht uiteindelijk het donker zal verdrijven.
Probleem is, dat de doemdenkers de bewijzen aan hun kant hebben. Kijk maar om je heen, zeggen ze. Dit alles is al decennia lang zo. Sterker nog: dit is al zo vanaf het ontstaan van de mensheid. Er is altijd al vechten om te winnen, doden om te eten, ik ben meer dan jij, ik heb meer rechten dan jij. Gewetenloosheid en haat zijn zo oud als de mensheid. En toch….. die kleine stukjes blauwe lucht. Die zon achter de wolken. Je ziet hem niet, maar hij is er wel!
Voor mij hoort gewetenloosheid en haat dus niet bij de mensheid. Maar het is ergens blijkbaar wel ontstaan. Waarom? Geen idee. Heeft het een doel? Heb ik nog niet kunnen ontdekken. Het zou fijn zijn om te kunnen denken dat het ergens goed voor is, maar voor mij is het enige doel het verdwijnen ervan.
En dat ervaar ik zo in het groot en in het klein. Ik weet nog dat ik dat als vakbondsbestuurder ook al had. Ik vond het belangrijk om op te komen voor de werknemers, maar mijn einddoel was altijd dat werknemers en werkgevers er samen zouden uitkomen. Mijn doel was om mijn werk overbodig te maken. En dat doel heb ik nog steeds.
Haat en gewetenloosheid hebben voor mij dus geen doel. Maar het bestaan ervan heeft wel gezorgd voor mijn levensdoel: te doen wat ik kan om ervoor te zorgen, dat de liefde alomtegenwoordig wordt. Dat de mens (ook ik) zich weer ten diepste met de liefde kan verbinden en alleen nog maar leeft, denkt, voelt en handelt vanuit die liefde. Zodat de liefde zo krachtig wordt, dat er geen ruimte meer is voor haat, voor hebberigheid, voor misbruik, voor oordeel. Dan wordt de mens weer wat hij in den beginne al was. Mens = leven = liefde. Punt.