De vogeltjes in mijn tuin intrigeren en inspireren mij steeds weer. Ik ben geen vogelkenner, maar gewoon iemand die een vogelhuisje heeft met vogelzaad daarin. En die een vogelbadje heeft staan, waar allerlei soorten vogels het hele jaar door lekker in badderen en uit drinken.
Er veel vogelsoorten op het voer en het water af. Kauwtjes, duiven, musjes, vinkjes, van alles. Niet alle vogels zijn even tolerant, dus het is ook vaak een getrek en geduw, ze jagen elkaar weg en anderen moeten op hun beurt wachten. En dat alles met veel gefladder en gepiep en gekraai. Ik vind dat niet altijd fijn om te zien, heb te doen met de zwakkeren. Dat zijn vaak de kleinere vogeltjes, maar soms ook een soortgenoot, die (denk ik dan) lager in rang staat.
Ik grijp nooit in, behalve als één van de katten uit de omgeving probeert de boel op te jagen. Maar in gedachten zeg ik vaak tegen de vogels: ‘Wees toch lief voor elkaar, ik heb voer genoeg voor jullie allemaal. Geef elkaar toch de ruimte.’ Maar de natuur is soms hard en waar eten is, geldt nou eenmaal vaak het recht van de sterkste. Helaas.
Toch zijn de vogels niet gemeen. Ze vechten om het eten of het water, maar als de zwakkeren aan de kant gaan en de sterksten rustig kunnen eten en drinken, dan worden de zwakkeren verder met rust gelaten. En uiteindelijk krijgen ook zij nog de gelegenheid om te eten en te drinken. Ze hebben dan misschien niet de favoriete zaadjes, maar hun maagje komt ook nog wel vol. En dat vindt ik mooi.
Ik ben niet echt een fan van ‘het recht van de sterkste’, omdat de kracht van een samenleving juist bepaald wordt door hoe deze zorgt voor de zwakkeren. Maar dat je, wanneer je je beurt afwacht, toch gewoon kunt eten, daar kunnen wij best nog wat van leren. Winnen is oké, maar de ander kapot willen maken niet. Ergens voor vechten is oké, maar het op de persoon spelen niet. Iets waar veel leiders in deze wereld een voorbeeld aan kunnen nemen.